ID: 78153
Omschrijving
Cyanus Odoratus Turcicus Munting, A., Naauwkeurige beschrijving der aardgewassen, vol. 1 (1696)
26 x 40 cm
Voor de conditie zie de foto\'s.
De korenbloem (Centaurea cyanus), ook wel wilde korenbloem genoemd, is een 30–60 cm hoge, eenjarige plant uit de composietenfamilie. Binnen het geslacht Centaurea is het een van de drie soorten die van nature voorkomen in België en Nederland. Hij staat op de Nederlandse Rode lijst (planten) van 2000. In Vlaanderen heeft de soort de status \"achteruitgaand\".
De korenbloem dankt zijn naam aan de traditionele groeiplaats; op akkers tussen het graan. Doordat de plant slechts weinig ruimte nodig had, kon hij hier tussen het hoge graan overleven. Door de teelt met gezuiverd zaaigoed komt de plant in dit milieu vrijwel niet meer voor. In bermen van binnenwegen zijn de blauwe bloemen nog wel regelmatig aan te treffen. De soort neemt zelfs toe, waarschijnlijk doordat veel bermen minder vaak dan vroeger worden gemaaid. Wel moet hierbij worden vermeld dat een groot deel van deze planten verwilderd zijn vanuit tuinen.[bron?]
De trompetvormige straalbloemen met driehoekige slippen hebben een opvallende diepe kleur blauw, die aanleiding heeft gegeven tot de naam korenbloemenblauw. De voet van de buisbloempjes is paars. De natuurlijke bloeiperiode is van juni tot augustus.
Abraham Munting was de zoon van Henricus Munting (1583-1658). Hij studeerde aan de Rijkshogeschool Groningen. Hij studeerde af op het werk De Turffs, sive de crespitibus bituminosis.
De vera antiquorum herba Britannica, enz. (Hieronymus Sweerts, Amsterdam, 1681)
Omdat zijn vader erop aandrong dat hij de beroemde Hortustuin van hem zou overnemen, zette hij zijn studie voort. Hij bezocht de universiteiten van Franeker, Utrecht en Leiden, en ging in 1649 naar Frankrijk. in 1651 kwam hij in Groningen terug. Na de dood van zijn vader nam hij de botanische tuin over. Van tot 1658 en met 1683 was het verbonden als buitengewoon hoogleraar plantkunde aan de Rijkshogeschool Groningen. In 1660 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar plantkunde.
In 1672 verscheen zijn werk Waare Oeffening der Planten, waarvan in 1682 de tweede oplage verscheen. In 1696 verscheen bij Pieter vander Aa in Leiden en Francois Halma in Utrecht een sterk uitgebreide versie van dit werk onder de titel Naauwkeurige beschryving der aardgewassen, [...].[1] In 1702 werd zijn werk in het Latijn vertaald door Franz Kiggelaer.[2]
Munting was in het academisch jaar 1675-1676 rector van de Rijkshogeschool Groningen.
Het plantengeslacht Muntingia (1753) is door Linnaeus vernoemd naar Munting.
Na zijn dood in 1683 nam zijn zoon Albert Munting de botanische tuin over.
26 x 40 cm
Voor de conditie zie de foto\'s.
De korenbloem (Centaurea cyanus), ook wel wilde korenbloem genoemd, is een 30–60 cm hoge, eenjarige plant uit de composietenfamilie. Binnen het geslacht Centaurea is het een van de drie soorten die van nature voorkomen in België en Nederland. Hij staat op de Nederlandse Rode lijst (planten) van 2000. In Vlaanderen heeft de soort de status \"achteruitgaand\".
De korenbloem dankt zijn naam aan de traditionele groeiplaats; op akkers tussen het graan. Doordat de plant slechts weinig ruimte nodig had, kon hij hier tussen het hoge graan overleven. Door de teelt met gezuiverd zaaigoed komt de plant in dit milieu vrijwel niet meer voor. In bermen van binnenwegen zijn de blauwe bloemen nog wel regelmatig aan te treffen. De soort neemt zelfs toe, waarschijnlijk doordat veel bermen minder vaak dan vroeger worden gemaaid. Wel moet hierbij worden vermeld dat een groot deel van deze planten verwilderd zijn vanuit tuinen.[bron?]
De trompetvormige straalbloemen met driehoekige slippen hebben een opvallende diepe kleur blauw, die aanleiding heeft gegeven tot de naam korenbloemenblauw. De voet van de buisbloempjes is paars. De natuurlijke bloeiperiode is van juni tot augustus.
Abraham Munting was de zoon van Henricus Munting (1583-1658). Hij studeerde aan de Rijkshogeschool Groningen. Hij studeerde af op het werk De Turffs, sive de crespitibus bituminosis.
De vera antiquorum herba Britannica, enz. (Hieronymus Sweerts, Amsterdam, 1681)
Omdat zijn vader erop aandrong dat hij de beroemde Hortustuin van hem zou overnemen, zette hij zijn studie voort. Hij bezocht de universiteiten van Franeker, Utrecht en Leiden, en ging in 1649 naar Frankrijk. in 1651 kwam hij in Groningen terug. Na de dood van zijn vader nam hij de botanische tuin over. Van tot 1658 en met 1683 was het verbonden als buitengewoon hoogleraar plantkunde aan de Rijkshogeschool Groningen. In 1660 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar plantkunde.
In 1672 verscheen zijn werk Waare Oeffening der Planten, waarvan in 1682 de tweede oplage verscheen. In 1696 verscheen bij Pieter vander Aa in Leiden en Francois Halma in Utrecht een sterk uitgebreide versie van dit werk onder de titel Naauwkeurige beschryving der aardgewassen, [...].[1] In 1702 werd zijn werk in het Latijn vertaald door Franz Kiggelaer.[2]
Munting was in het academisch jaar 1675-1676 rector van de Rijkshogeschool Groningen.
Het plantengeslacht Muntingia (1753) is door Linnaeus vernoemd naar Munting.
Na zijn dood in 1683 nam zijn zoon Albert Munting de botanische tuin over.